Google

Kopafbeelding

Stuur een mail naar de Begeleidingsdienst voor Vrijescholen: P. van Meurs
Stel een vraag
Kinderen willen bewegen 4.6:

De kijkwijzers

Kijkwijzer fijne motoriek, lichaamsoriëntatie en dominantie zeven jarigen

zevenjarige kinderen

Criteria
Het kind…

Helpende aanwijzingen voor leraren

 

2. Fijne motoriek

 

 

knippen of vouwen

 

propje met een hand maken

  • kan met de voorkeurshand snel en zonder hulp van de andere hand, een propje maken van een kladpapiertje
  • houdt de hand daarbij vrij (niet tegen het lichaam)
  • vraag de arm te strekken wanneer de hand tegen het lichaam wordt gehouden
  • laat kinderen een paar keer oefenen (met restjes papier) 

knippen of vouwen

  • kan een eenvoudige vouwopdracht uitvoeren
  • kan een figuur of kleedje knippen
  • kan de hand zo sturen dat er ook iets ontstaat wat de bedoeling was
  • kan de andere hand laten helpen
  • observeer de algemene indruk die je over meerdere activiteiten hebt
  • help kinderen die moeite hebben door hen extra opdrachten te geven

 

 

handwerken

 

breien

  • kan breien
  • breit niet te strak
  • breit niet te los
  • laat niet zo vaak steken vallen

 

  • versjes helpen om een beweging te automatiseren ‘door het deurtje door naar binnen, gauw het dasje omgedaan, door het deurtje weer naar buiten en uit wandelen gegaan’

knutselen

  • is handig
  • werkt volgens plan
  • werkt zonder veel knoeien
  • verspilt niet teveel materiaal
  • kan alles weer goed opruimen
  • kan de ene hand de ander laten helpen (coördinatie hand-hand)
  • kan de hand goed aan sturen (coördinatie hand-oog)
  • kan activiteiten plannen
  • kan bewegingen doseren
  • geef kinderen die moeite hebben meer structuur
  • leer hen eisen te stellen aan het product
  • besteed aandacht aan waar het materiaal vandaan komt

 

tekenen

 

sturen met de vingers bij schrijven en tekenen details

  • beweegt vanuit de pols of elleboog bij het tekenen van grote vlakken (arcerend, of bladvullend bij de blokjes), maar tekent de details door vanuit de vingers te bewegen
  • kan daarbij de hand goed sturen
  • zit ontspannen en in een goede houding
  • geeft niet teveel en niet te weinig druk op het papier
  • let op een goede teken- en schrijfhouding
  • let op correcte potloodgreep
  • bied veel divers materiaal aan
  • observeer regelmatig en kies steeds een andere invalshoek   

vormtekenen in vloeiende beweging

  • geen haakjes (heen en weer bewegen) zichtbaar
  • tekent in een vloeiende lijn
  • kan vanuit de herhaalde beweging de uiteindelijke vorm laten ontstaan
  • heeft gevoel voor verhouding en vorm
  • kan met de ogen de hand sturen zodat de gewenste vorm ontstaat
  • kan ronde vormen maken
  • kan scherpe hoeken maken
  • bied een duidelijke opbouw bij het vormtekenen

 

 

3. Lichaamsoriëntatie

 

lichaamskennis

  • kent de namen van de lichaamsdelen actief en passief
  • wees alert op kinderen die meertalig worden opgevoed

gekruist aanwijzen

  • kan kruisingen maken in de lichaamsoriëntatie links – rechts
  • kan kruisingen maken in de lichaamsoriëntatie boven - onder
  • kan kruisingen maken in de lichaamsoriëntatie voor –achter

 

4. Dominantie

 

voorkeurshand

  • toont de voorkeurshand bij tekenen en schrijven
  • roep deskundige hulp in wanneer het kind nog geen duidelijke voorkeurshand heeft ontwikkeld of veel ‘overpakt’; van de ene naar de andere hand doorgeeft

voorkeursvoet

  • toont de voorkeursvoet bij bal schoppen
  • leg de bal rustig neer
  • vraag het kind op twee voeten te gaan staan en spreek af dat er op jouw teken pas geschopt mag worden
  • varieer

voorkeursoog

  • toont het voorkeursoog bij door een gaatje kijken
  • vraag een gaatje in een papier te maken
  • vraag er door heen te kijken naar een genoemd object
  • let zelf goed op met welk oog wordt gekeken

voorkeursoor

  • toont het voorkeursoor bij ‘telefoneren’
  • maak een telefoon (blikjes of i.d.) en laat kinderen elkaar opbellen
  • het oor waaraan de hoorn wordt gehouden is het voorkeursoor